Naar aanleiding van de column “Durft u “out of the box”
te denken en doen!, heb ik mooie reacties ontvangen van mensen werkzaam in de
zorg (en aanpalende terreinen) die het gewoon doen. Dit sterkt mij in de
overtuiging dat we met deze manier van denken en doen de goede weg op gaan. In
ZorgBV Nederland merk ik dat velen het met deze denkwijze eens zijn, maar het
lastig vinden om het ook echt te gaan doen. Het is lastig om anders te gaan
werken als je gewend bent, en zeker om zelf daar een start mee te maken en het
niet (geheel) binnen de geldende regels past. Maar diegene die wel durven te
doen, moeten dat vooral blijven doen en uitdragen. Bij vernieuwing en innovatie
is er altijd een kleine groep die voorop loopt, de meerderheid die er achter
aan komt en een kleine minderheid van achterblijvers.
Concrete voorbeelden van hoe de cliënt centraal kan worden gesteld, maakt het misschien tastbaarder om zelf ook
stappen in deze richting te ondernemen, ieder vanuit zijn eigen kennis en
expertise. In deze column aandacht voor de wijze waarop Femke van
Trier-Klijnstra denkt en doet in de jeugdzorg, een mooi voorbeeld, wie volgt?
Auteur: Femke van
Trier-Klijnstra
Ook de jeughulpverlening heeft te maken met
gefragmenteerde zorg rondom de cliënt/zorgvrager, ook wel 'gefragmenteerde
struikelzorg' genoemd. Cliënten struikelen over de breuklijnen in de
zorgorganisaties en de daarmee samenhangende financieringssystemen. In
de totale keten van jeugdhulpverlening ligt de meerwaarde niet alleen in de
kwaliteit van de losse schakels, maar juist in de verbinding, de ketting.
Doorontwikkeling van deze hulpverlening
geschiedt door het zoeken naar verbeteringen in de verbindingen tussen de
verschillende hulpverleningsfragmenten. Met andere woorden, de
jeudhulpverlening vraagt om regie. We moeten met zijn allen onze
verantwoordelijkheid hierin nemen en de cliënt als zorgvrager als uitgangspunt
nemen. Laat je niet het bos insturen door de vele procedures, bureaucratie, en
verschillende betrokken instanties, je moet je blijven richten op het oplossen
van het probleem waarmee je bezig bent!
In de hulpverlening aan kinderen en hun ouders, zeker in
de leeftijdsgroep 0 t/m 4 jarigen, is sprake van een enorme versplintering van
betrokken organisatie/instanties, zoals huisarts, Bureau Jeugdzorg, Pleegzorg,
GGZ, Thuiszorg, Algemeen Maatschappelijk Werk, De Tussenvoorziening,
Consultatiebureau, kinderafdeling ziekenhuis, behandelaar ouders, Stichting Beschermd
Wonen Utrecht of Kwintes (woonbegeleiding, schuldhulpverlening,
UWV-uitkeringsinstantie, Woningbouwvereniging), Homestart, KDV. Vooral bij de
wat complexere problematieken, zijn diverse instanties/hulpverleners betrokken. Zeker bij een jong kind, met een reflux of
voedingsproblemen, veel huilen en angstige ouders, een moeder met
bekkeninstabiliteit, een vader die vanwege slechte jeugdervaringen therapie
nodig heeft voor zijn PTSS, in de ziektewet zit en er schulden zijn. En dit
zijn geen uitzonderingen. Het grotere gevaar bij deze problematieken is dat
zorgvrager verzandt in het web van een versnippert hulpverleningsnetwerk en het
probleem niet wordt opgelost of zelfs verergert.
Ik ben er van overtuigd dat de crux voor een goede
hulpverlening (en daarmee beste gezondheidsuitkomst) zit in: dat een ieder de
cliënt/zorgvrager als uitgangspunt moet nemen, en niet de instelling of de
methodiek. De afstemming tussen de verschillende onderdelen van de zorg vraagt
wel vertrouwen in wat andere instellingen kunnen betekenen in het geheel van de
zorgverlening. Rond de cliënt komt de samenwerking en afstemming tot
uitdrukking in een regelmatig terugkerend zorgoverleg van betrokkenen samen met
de cliënten eens in de 2 à 3 maanden. Ieder weet waaraan wordt gewerkt en kent
zijn eigen verantwoordelijkheden, deskundigheden èn grenzen daarin. En elkaar
informeren en blijven informeren: met toestemming van de cliënt.
Goede afstemming tussen de Geestelijke Gezondheidszorg
(GGz) en eerstelijnszorg vraagt niet een 'tulband model' met een gat in het
midden waar de GGz in wegvalt, maar het 'taartpunt model' met een brede
eerstelijns basiszorg en tegelijkertijd een puntje GGz met een bindende crème
aan elkaar verbonden, zelfs als de ingrediënten verschillende bekostiging hebben.
Beter afgestemde zorg tussen Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming en
Infant Mental Health behandeling (IMH) met inzetten van een vrijwillig
(onbezoldigd) meeleefgezin zal ertoe bijdragen dat het aantal
"uitbuik'plaatsingen en uithuisplaatsingen zal afnemen. Ook het Advies
Meldpunt Kindermishandeling (AMK) ziet de positieve resultaten van
IMH-behandeling en is enthousiast over het concept MeeleefGezin. Zij stuurden
een brandbrief naar GGz-Nederland voor uitbreiding van capaciteit.
Uithuisplaatsing voorkòmen zal leiden tot directe kostenbesparingen van
minstens € 25.000 voor 1 kind 1 jaar pleegzorg. Laat staan als de
'uitbuik'plaatsing definitief wordt! Daar bovenop komt een extra besparing op
specialistische behandeling in de pleegzorg voor de hechtingsstoornissen en
trauma's die het gevolg zijn van de vele verplaatsingen van het kind in de
pleegzorg.
Als er sprake is van psychiatrische problemen bij
aanstaande ouders zal IMH-behandeling in combinatie met een vrijwillig
(onbezoldigd) meeleefgezin al tijdens de zwangerschap moeten starten. Als dit
in goede samenhang wordt aangepakt, waarbij de steunbehoefte en behandeling van
de problemen van de zorgvrager als uitgangspunt worden genomen, kan
uithuis/buik/plaatsting en emotionele gevolgschade voor het kind worden
voorkomen.
Een kind heeft recht op het veilig mogen opgroeien bij de
eigen ouders. Diverse onderzoeken tonen aan dat daar het belang van het kind
ligt. Liever daarin vooruit investeren dan achteraf duurdere zorg noodzakelijk
maken om het kind te leren leven met de pijn van het verlies.
Dat geeft de beste zorguitkomsten en gezondheid voor deze
specifieke doelgroep van de jongste burgers in de
maatschappij. Ook zij kunnen op die manier met hun ouders net als andere
burgers deelnemen aan de civil society. Wie volgt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten