donderdag 7 maart 2013

Welke, wie, wanneer en dan pas waar!

Zorg moet transparanter, meer in samenhang, zinnig en doelmatig worden verleend. Allemaal elementen uit het visiedocument “De Medisch specialist 2015” (hierna te noemen visiedocument) dat ik onderschrijf. Het visiedocument is een hele mooie stap op weg naar een zorgtoekomst waarin we allemaal de juiste zorg, door de juiste beroepsbeoefenaar op de juiste tijd en op de juiste plaats ontvangen. 

Beroepsgroepen moeten de kwaliteit van hun vak in eigen hand houden, zo stelt ook het visie-document. Dit kunnen zij doen door zich proactief op te stellen en zelf te bepalen wat zij goede kwaliteit van zorg vinden in termen van prestatieindicatoren, uitkomstindicatoren, gezondheids-resultaten en dergelijke, en door er zorg voor te dragen dat een ieder zich hieraan conformeert. Dat wil zeggen dat naast het vaststellen van de kwaliteitsnormen de collega-beroepsbeoefenaren ook worden gebenchmarkt. Doen beroepsgroepen dat niet zelf, dan zal het voor hen worden gedaan door bijvoorbeeld de verzekeraar. Ook zal de “zorg meer in samenhang” (meer rondom de patiënt) moeten worden georganiseerd in plaats van rondom de zorgaanbieder. Dat betekent onder andere dat we toe gaan naar op de patiënt afgestemde zorg mede door toedoen van een zorgregisseur. Hierbij wordt samen met de patiënt gekeken naar wat voor de patiënt zinnige zorg is, waarbij ook de keuze van niet behandelen bestaat. Bovenstaande klinkt plausibel en er kan denk ik niemand echt wat tegen hebben. De wetenschappelijke verenigingen kunnen zelf verder aan de slag met (uitkomst-) indicatoren en spiegelinformatie. Maar een element zoals “zorg in samenhang” vraagt om samenwerking met andere beroepsbeoefenaren, binnen en buiten de muren van het ziekenhuis. 

En dan is de vraag: hoé gaan we dat realiseren? De specialisten (zoals verwoord in het visiedocument) zijn voor het opzetten van anderhalvelijnscentra en zijn geen voorstander van integrale bekostiging van de eerste en de tweede lijn, waarbij de ene partij optreedt als hoofdaannemer’ en de andere als ‘onderaannemer’. Hierdoor ontstaan volgens hen financiële drempels die tijdige en adequate doorverwijzing in de weg staan. Ik denk eerlijk gezegd dat juist het opzetten van anderhalvelijnscentra een extra schot (of lijn) kan betekenen. En we moeten nu juist van dat lijn- en domeindenken af. Om “zorg in samenhang” te realiseren moet niet worden gedacht in eerste, anderhalve en tweedelijnscentra, maar in termen van: welke zorg wordt door wie, wanneer geleverd? 
Waar die zorg wordt geleverd en in wat voor soort centrum is een stap die daarna volgt. Daarbij zal de locatie van de zorgverlening afhankelijk zijn over welk soort zorg we het hebben. En hier wordt vaak de denkfout gemaakt! In het visiedocument wordt populatiebekostiging omschreven als: “dat een ziekenhuis een vast budget afspreekt met een zorgverzekeraar voor een heel jaar of zelfs meerdere jaren, waaruit alle ziekenhuiszorg voor de patiënten van de betreffende verzekeraar wordt betaald…..”. Ik ben van mening dat populatiebekostiging inderdaad een optie is om te realiseren dat de juiste zorg door de juiste beroepsbeoefenaar op de juiste tijd en op de juiste plaats georganiseerd worden. Maar dan moet in het visiedocument het woord “ziekenhuis” worden vervangen door “regio/doelgroep”. En u begrijpt nu waarom! 


Deze column is gepubliceerd in Zorgmarkt, nr 12, december 2012, blz 23.