dinsdag 17 juni 2014

Huisartsenbekostiging: de kracht van eenvoud!


Als de inzet in uren die momenteel wordt gevraagd voor het doen van juiste registratie en declaraties wordt aangewend voor zorg, zal dat een verademing zijn voor de huisartsen en ten goede komen aan zorg voor hun patiënten. We zijn dus op zoek naar een eenvoudiger systeem, dat de zorgzwaarte verschillen van patiënten rechtvaardigt en een systeem dat beter aansluit bij de veranderende zorgvraag (kwaliteit/uitkomsten van zorg en samenwerking bevordert, gericht is op gezondheid in de plaats van ziekte etc...) en vooral ook administratief eenvoudig is. Met andere woorden, het inrichten van een eenvoudig systeem met een gelijk speelveld voor huisartsen, gericht op gezondheid van mensen, waardoor recht wordt gedaan aan kostenverschillen als gevolg van verschillen in gezondheid van patiënten[1].

Huidige huisartsenbekostiging
De huisartsenbekostiging is de afgelopen jaren steeds complexer en ingewikkelder geworden[2].
Voor 2006 werd de huisarts betaald middels een abonnementstarief voor de ziekenfondspatiënten en per consult voor particuliere patiënten. In het huidige stelsel hebben huisartsen een uitgebreid scala aan inkomstenbronnen. De basis is het abonnementstarief dat huisartsen ontvangen voor alle ingeschreven patiënten. Daarbij krijgen ze bij ieder patiëntenbezoek een consult (of visite) vergoed. Voor niet ingeschreven patiënten kan een passantentarief in rekening worden gebracht. Verder kunnen afhankelijk van de behandeling voor verschillende verrichtingen aparte tarieven in rekening worden gebracht. Hiervoor heeft iedere huisarts een basiscontract met de zorgverzekeraar, het zogenaamde M&I contract. Dit contract wordt jaarlijks regionaal uitonderhandeld met de preferente verzekeraar (en werd t/m vorig jaar door de andere verzekeraars gevolgd). Sinds een paar jaar hebben huisartsen ook te maken met de keten-Diagnose-Behandel-Combinatie (keten-DBC) bekostiging voor chronische zorg, zoals Diabetes Mellitus, COPD en CVRM. Voor het participeren in deze keten-DBC-programma’s krijgen huisartsen een aparte vergoeding voor geleverde diensten (vaak via de zogenaamde zorggroepen). Door taakdifferentiatie, welke wordt gestimuleerd met de inzet van een praktijkondersteuner huisarts (POH) en een doktersassistente (DA), heeft de huisartsenpraktijk aanvullend te maken met de financiering POH-Somatiek (verdisconteerd in keten DBC of M&I contract) en POH-Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) en kan voor de DA consulten in rekening worden gebracht. Daarbij kunnen huisartsenpraktijken in aanmerking proberen te komen voor de zogenaamde GEZ-gelden (geïntegreerde eerstelijns zorg) in het kader van de samenwerking met andere eerstelijns zorgaanbieders. Een lappendeken aan declaratie mogelijkheden dus!

Huisartsenbekostiging vanaf 2015: 3 segmenten
Per 1 januari 2015 wordt de eerst stap gezet in de nieuwe huisartsenbekostiging via het 3-segmenten model: 

Segment 1: Basisvoorziening huisartsenzorg (S1/75%): bij invoering zal het bestaan uit de huidige combinatie van (gedifferentieerde) inschrijftarieven en consulten (maximum tarieven). Ook de huidige bekostiging van de POH-GGZ (module en consulten) zal bij invoering blijven bestaan. Bedoeling is dat de bekostiging van aparte consulten op termijn komen te vervallen.

Segment 2: programmatische multidisciplinaire zorg (S2/15%): zal bij invoering bestaan uit 3 onderdelen:
a. de zogenaamde keten DBC's DM, VRM en COPD/astma. POH-S blijft integraal onderdeel van de ketens,
b. nieuwe (elementen van) ketens, waarbij landelijk overeenstemming is over aanpak en zorgstandaarden. Hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan een zorgprogramma voor kwetsbare ouderen. Streven is hiervoor in 2016 de eerste stappen te nemen,
c. GEZ-module wordt nog gehandhaafd.
Voor bekostiging segment 2 is een overeenkomst nodig tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Dit segment kent een vrij tarief, tenzij uit nadere analyse/uitwerking blijkt dat een gereguleerd tarief beter aansluit bij de kenmerken van dit segment. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de bekostiging van segment 2 gebeurt via een tarief per patiënt naar zorgzwaarte. Op basis van epidemiologische kenmerken wordt deze populatie gesegmenteerd (bijv. licht-midden-zwaar) om te komen tot kostenhomogene groepen waarop wordt ingekocht. Ook niet-programmatische multidisciplinaire zorg (GEZ, deel POH-GGZ, meekijkconsult) wordt bekostigd via dit segment met een tarief per verzekerde.

Segment 3: Resultaatbeloning en zorgvernieuwing (S3/10%): biedt ruimte aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om (belonings)afspraken te maken over de resultaten van de inzet in de andere twee segmenten en om vernieuwing te stimuleren. Dergelijke afspraken kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld: doorverwijzen, doelmatig voorschrijven, diagnostiek, service en bereikbaarheid. Verder is het streven per 2015 onderscheid te maken in 3 prestaties (vrije tarieven) om lokale initiatieven mogelijk te maken op het gebied van e-health, (medisch specialistische) consultatie (zgn meekijkconsult) en de prestatie zorgvernieuwing. Dit segment kent net als Segment 2 een vrij tarief en is alleen onder voorwaarde van een overeenkomst tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder te declareren. Idee is dat de huidige M&I verrichtingen en modules worden afgebouwd en (op termijn) komen te vervallen.

Tabel 1: Huidige bekostiging huisartsen vs nieuwe bekostiging in 3-segmenten
In Segmenten
Huidige bekostiging
Segment 1
- basishuisartsenzorg
- monodisciplinair
- maximumtarieven
- gediff. inschrijftarief
- (t/m 2017) consulten
Inschrijving (gediff. Maximtarief per verzek)
Consult (max tarief per verrichting)
Passanten (max tarief per verrichting)


POH somatiek (Onderdeel van ketenzorg of M&I-module)
Segment 2:
- programmatische zorg
- multidisciplinair
- DM2, VRM, COPD
- vrije tarieven, tenzij …
- contract-vereiste
POH GGZ (inschrijving + consulten, max.tarief) 
GEZ (Vrij tarief per verzekerde)
Meekijkconsult (alleen bij POH-GGZ, inschrijftarief)
Coord Ketenzorg (vrij tarief per patiënt)
Multidsicp ketenzorg (vrij tarief per patiënt)
Segment 3:
- uitkomsten belonen
- vernieuwing stimuleren
- vijf specifieke domeinen
- vrije tarieven
- contract-vereiste

M&I verrichtingen (vrij tarief per verrichting)
M&I modules (vrij tarief per verrichting)

Innovatie (vrij tarief)
(bron: NZa)

Terug naar de eenvoud!
De huidige bekostiging van huisartsenzorg is, zoals beschreven, te complex en is toe aan een doorontwikkeling, voor een betere aansluiting bij veranderende zorgvraag/gezondheid en de ontwikkeling van een sterkere eerstelijnszorg. Maar wel moet ervoor worden gewaakt dat de nieuwe bekostiging van de huisartsenzorg (het 3-segmenten model) ook praktisch en realistisch is en de genoemde doelen van bevordering van samenwerking en denken en handelen in het kader van gezondheid (ipv ziekte) ook daadwerkelijk worden ondersteunt.

Het gevaar bestaat namelijk dat de nieuwe bekostiging vooral door mensen wordt bedacht die wat verder van de zorgpraktijk afstaan, die weinig idee hebben voor de praktische consequenties. Zo kan,  met alle goede bedoelingen, de huisartsenbekostiging juist complexer worden in de plaats van makkelijker en eenvoudiger. Verzekeraars moeten vooral ook kijken naar praktische uitvoerbaarheid en eenvoud voor de huisarts.

Er zijn al geluiden in het land te horen dat verzekeraars (landelijk/regionaal georiënteerd respectievelijk klein/groot regionaal marktaandeel) de segmenten met eigen beleid willen gaan invullen (met een veelheid aan betaaltitels en verantwoordingscijfers?) en niet meer (automatisch) volgen. Voor huisartsen zou dat betekenen dat zij per patiënt apart moeten gaan declareren afhankelijk van waar de patiënt is verzekerd. Voor de verzekeraars met een relatief groot regionaal marktaandeel is het logisch dat zij (in samenwerking met de regionale huisartsen) beleid maken en contracteren. Maar voor de verzekeraars met een relatief laag regionaal marktaandeel (wat is relatief laag <15%, <20%?) is dat niet vanzelfsprekend. Aan de ene kant is het zorgstelsel zo ingestoken dat het juist de bedoeling is dat zorgverzekeraars meer met elkaar concurreren en dus eigen beleid maken en uitvoeren. Aan de andere kant leidt dat voor de kleinere verbanden van zorgprofessionals/ huisartsen tot een complexere administratie en registratie. Concreet zou dat betekenen dan een huisarts eerst kijkt waar de patiënt is verzekerd, om te kijken op welke zorg de patiënt recht heeft, waarna de huisarts afhankelijk van de zorgverzekering de gecontracteerde zorg verleent en declareert (omdat er andere contracten en dus zorg aan ten grondslag liggen). Voor de basis huisartsenzorg (segment 1) zal dit geen problemen opleveren, maar wel voor bijvoorbeeld de segmenten 2 en 3. En juist in segment 2 zitten de kwetsbaardere personen (chronisch zieken en kwetsbare ouderen), waarbij de huisarts gewoon de beste zorg wil verlenen, ten bate van de gezondheid en welzijn van die persoon. 

Wij zouden verzekeraars willen vragen en uitdagen bij de vormgeving van hun (3-segmenten) beleid de eenvoud van bekostiging bij de huisartsenzorg terug te brengen en gezamenlijk (met de huisartsen) te bezien of vanuit ieders passie voor de zorg dit tot een succes kan worden gebracht. Dat de bekostiging anders moet is duidelijk. Zie het als een uitdaging om met elkaar een praktisch uitvoerbaar bekostigingssysteem te ontwikkelen, dat recht doet aan de inzet en resultaat (het liefst uiteindelijk uit te drukken in gezondheid van mensen) van de geleverde inspanningen. Ik weet dat praten makkelijker is dan daadwerkelijk doen. Vandaar dat wij graag met u de uitdaging aangaan om mee te helpen met de vormgeving van een eenvoudiger huisartsenbekostiging: de kracht van eenvoud!

Yvonne van Kemenade en Frank van Kemenade (huisarts te Helden)







[1] Een risicogerelateerd abonnementshonorarium voor huisartsen, 17 juni 2011, Financieele Dagblad Selections (te downloaden op yvonnevankemenade.nl)
[2] De kracht van de eenvoud, 18 mei 2011, Financieele Dagblad Selections (te downloaden op yvonnevankemenade.nl) 

dinsdag 18 maart 2014

Wijziging Artikel 13 ZVW versterkt de positie van de verzekerde?!


De knijper staat voor de zorg die we gewend zijn. Wat er van de knijper over is, staat voor de zorg die over blijft. Maar voor wie is dat een probleem? Is dit een continuïteitsprobleem voor zorgverzekeraars of een probleem voor patiënten zonder restitutieverzekering?





Foto: Frank van Beloois,
www.foto.vanbeloois.nl


Onlangs heeft minister Schippers een brief aan de Tweede Kamer[1] gestuurd waarin zij ingaat op de wijziging van artikel 13 ZVW. Omdat het best een lastig onderwerp is, hebben wij een al eerder gepubliceerde column geactualiseerd. Naast het wel/niet vergoeden van zorgaanbieders, speelt hierbij ook de discussie over de vraag of de verzekeraar eenzijdig de norm mag bepalen van doelmatige en rechtmatige zorg? Wij hopen dat u na het lezen van deze column goed geïnformeerd bent over de consequenties voor u van de voorgestelde wijziging artikel 13 ZVW.

Met betrekking tot de wijziging artikel 13 ZVW gaan wij in op:
- Huidige situatie
- Wat houdt het wetsvoorstel artikel 13 ZVW is?
- Wie bepaalt de norm van doelmatige en rechtmatige zorg?
- Wat betekent het u voor u:
                  -  zolang artikel 13 nog niet is gewijzigd?
als de voorgestelde wijziging artikel 13 in werking treedt?

Huidige situatie
In Nederland kunnen consumenten kiezen tussen een restitutiepolis (met onbeperkte toegang tot zorgaanbieders, restitutie van de kosten) en een naturapolis (alleen gecontracteerde zorg is toegankelijk). Op grond van artikel 13 ZVW heeft de verzekerde met een naturapolis het recht om (een deel van) de kosten van behandeling ook bij niet-gecontracteerde (al dan niet buitenlandse) zorgverleners vergoed te krijgen. De verzekeraar mag dan een korting hanteren, maar deze mag niet zo groot zijn dat het een feitelijke hinderpaal vormt (hinderpaalcriterium). Dit zogenaamde hinderpaalcriterium (artikel 13.1 ZVW) bepaalt dat de verzekerde recht heeft op een redelijke vergoeding ongeacht de aanwezigheid van een contract tussen zorgverlener en zorgverzekeraar. Een redelijke vergoeding is niet bij wet gedefinieerd, maar gedacht moet worden aan 75-80% van het tarief dat de Nederlandse Zorgautoriteit heeft vastgesteld of ter hoogte van een marktconform tarief als er vrije prijsvorming geldt.

Een vergoeding van 50 procent voor niet-gecontracteerde verslavingszorg werd (CZ-Momentum, 14 maart 2013) door een voorzieningenrechter in Breda als een feitelijke hinderpaal gekwalificeerd. Als criterium gaf de rechter naar huidig recht (art 13 ZVW) aan dat de hoogte van de vergoeding van de niet gecontracteerde zorg, geen hinderpaal mag vormen voor het inroepen van die zorg. Algemeen aanvaarde praktijknorm is dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg niet lager mag zijn dan 75-80% van de prijs van gecontracteerde zorg. De uitspraak van de voorzieningenrechter is overigens door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 9 juli 2013 bekrachtigd.

Wetsvoorstel
Er is een wetsvoorstel ingediend dat betrekking heeft op de wijziging van artikel 13 ZVW (artikel 13.1), hetgeen zou betekenen dat de natura-zorgverzekeraar zelf mag bepalen (in zijn zorgpolis) of hij bij niet-gecontracteerde zorgaanbieders genoten zorg vergoedt, en zo ja, tot welke hoogte. De hoogte van die vergoeding kan lager liggen dan het hinderpaalcriterium aangeeft en kan zelfs 0% zijn (geheel geen vergoeding). Wanneer een consument te allen tijde zijn zorgkosten vergoed wil krijgen, zal deze een restitutieverzekering moeten afsluiten.

Wie bepaalt de norm van doelmatige en rechtmatige zorg?
In de huidige situatie is het zoals hierboven beschreven dat de verzekerde recht heeft op een redelijke vergoeding ongeacht de aanwezigheid van een contract tussen zorgverlener en zorgverzekeraar. In de praktijk komt het echter voor dat de verzekeraar deze zorg niet vergoedt, met als reden dat de geleverde zorg niet doelmatig en niet rechtmatig zou zijn. Gedacht kan worden aan de situatie van zogenoemde zorgfraude (d.i. niet-rechtmatige zorg). De norm voor doelmatige zorg blijkt in de praktijk echter vaak niet vast te staan. Hoewel de verzekeraar extra criteria mag hanteren bij de zorginkoop (dus aanvullende eisen in een contract met een zorgaanbieder mag opleggen), mag de verzekeraar deze criteria niet zonder meer gebruiken om vast te stellen dat er sprake is van niet-doelmatig verleende zorg. Met andere woorden, de verzekeraar mag – wanneer zij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder in het geheel niet wil vergoeden – niet haar eigen normenkader aan die niet-gecontracteerde zorgaanbieder tegenwerpen.

Bij de inwerkingtreding van de voorgestelde wijziging van artikel 13 ZVW kan de verzekeraar niet-gecontracteerde zorgaanbieders betaling weigeren zonder opgaaf van reden (als verzekerde in natura verzekerd is). In geval de verzekerde een restitutiepolis heeft moet verzekeraar (zoals momenteel ook) kosten marktconform betalen. Daarbij blijft de discussie bestaan of een verzekeraar de niet gecontracteerde zorgaanbieder, op grond van eigen gestelde criteria (van niet-doelmatige en/of niet-rechtmatige zorg), niet hoeft te betalen.

De norm van doelmatige en rechtmatige zorg moet naar onze mening door de betreffende beroepsgroep worden bepaald eventueel in overleg met andere stakeholders en niet eenzijdig door de verzekeraars.

Wat betekent het voor u zolang artikel 13 nog niet is gewijzigd?
Voor het jaar 2014 (zolang artikel 13 nog niet is gewijzigd) betekent het voor zorgaanbieders die geen contract hebben met een zorgverzekeraar, dat ze de geleverde zorg gewoon kunnen facturen bij de zorgverzekeraar (of patiënt) en dat de zorgverzekeraar 75-80% van het marktconforme- of maximumtarief moet vergoeden.

Verder is het zo dat zolang artikel 13 ZVW niet is gewijzigd, de polissen die zorgverzekeraars gaan aanbieden dienen te voldoen aan het hinderpaal-criterium, en hebben consumenten (bij een naturapolis) recht op vergoeding van de kosten (75-80%), ook van niet-gecontracteerde zorgaanbieders door de betreffende zorgverzekeraar.

Wat betekent het voor u als de voorgestelde wijziging artikel 13 in werking treedt?
Als de voorgestelde wetswijziging (bijvoorbeeld per 1-1-2015) in werking treedt, zullen zorgverzekeraars in hun naturapolissen duidelijk moeten aangeven welke zorgaanbieders zij hebben gecontracteerd en wat de hoogte is van de vergoeding die zij geven voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders (uiterlijk zes weken voorafgaand aan het nieuwe polisjaar). De zorgverzekeraar zal de volledige kosten van zorg moeten vergoeden als een verzekerde zes weken voor het einde van het jaar niet had kunnen weten dat een door hem ingeroepen zorgaanbieder niet gecontracteerd was.

Daarnaast zal na de voorgestelde wetswijziging artikel 13 ZVW niet langer kunnen worden toegepast op de restitutiepolis. Dit betekent dat als de zorg is verzekerd op basis van restitutie, de verzekerde altijd recht heeft op een in Nederland gebruikelijke marktconforme vergoeding, ongeacht of de zorg gecontracteerd is of niet.

Geconcludeerd kan worden dat het zinvol is dat alle beroepsgroepen zelf proactief criteria opstellen mbt doelmatig en rechtmatige zorg, in overleg met stakeholders. Hiermee kan worden voorkomen dat verzekeraars zelf (extra) criteria gaan opstellen op basis waarvan zij niet vergoeden.

Wilt u als consument volledige keuzevrijheid van zorgaanbieders behouden, dan kan u altijd kiezen voor een restitutiepolis!


Yvonne van Kemenade & Jan-Koen J.M. Sluijs (advocaat)



[1] Brief Schippers aan TK 13 maart 2014: Commissiebrief inzake Reactie Psychologen Weerdsingel m.b.t. hinderpaalcriterium.



maandag 20 januari 2014

Bestuur in de zorg moet op de schop

Ruim 5 jaar geleden heb ik samen met Jan Moen bijgaande artikel in het Financieele Dagblad geschreven over de herijking van de driehoeksverhouding tussen bestuur, medische staf en toezicht. Omdat het nog steeds actueel is wil ik u er graag nog eens attent op maken. 

De vereniging van bestuurders in de gezondheidszorg (NVZD) meldde dat er dit jaar (lees 2008) al vijftig zorgmanagers zijn weggestuurd. Is de ontslaggolf in de zorg een kwestie van incompetente bestuurders of is er meer aan de hand? In de media wordt het gebrek aan competenties van de bestuurders naar voren geschoven als oorzaak voor het groot aantal ontslagen zorgmanagers. Wie de casuïstiek wat beter onder de loep neemt, moet constateren dat de oorzaak niet alleen ligt in het competentieprofiel, maar ook in het governance-model. Tijd voor een nieuwe besturingsstructuur en daarbij behorend spelconcept.

In vrijwel alle ontslaggevallen van bestuurders van ziekenhuizen is er sprake van een vast patroon: er is  toenemende spanning tussen de Raad van Bestuur en de medische staf (meestal vertegenwoordigd in een stafbestuur) over besluitvorming en positiemacht. Immers, het voeren van een strakker financieel beleid (gedwongen door een veranderende zorgmarkt) staat steeds vaker op gespannen voet met medisch inhoudelijke wensen. Als deze twee partijen met ‘tegengestelde’ belangen niet samen tot besluiten komen, ontstaat er een conflict. Zeker als de bestuurder zich niet bewust is van het feit dat zijn gedragsstijl daarbij ook niet acceptabel en effectief is. De medisch specialisten hebben (bij vrije vestiging in het ziekenhuis), wel bevoegdheden maar geen verantwoordelijkheden, en de Raad van Bestuur draagt alle verantwoordelijkheden. Het is daarmee in deze onderhandelingsarena een spel geworden van geven en nemen.

Naast de Raad van Bestuur en de medische staf is nog een derde partij betrokken bij het besturen van ziekenhuizen: het toezichthoudende orgaan, de Raad van Toezicht. Deze kan in een dergelijk conflict tussen het bestuur en de medische staf alleen de leden van de Raad van Bestuur aanspreken op hun gedrag, maar hebben geen enkele hiërarchische bevoegdheid richting staf. Daarmee is er sprake van een ongelijke machtsbalans in deze driehoeksverhouding. Een netelige kwestie dus, waarbij de Raad van Toezicht vaak kiest voor het ontslag van de bestuurder. Je stuurt immers niet een elftal naar huis. En het probleem wordt hiermee niet opgelost, want ook de volgende bestuurder zal tegen dezelfde belangentegenstelling oplopen en zich binnen een paar jaar in dezelfde conflictsituatie bevinden. Pas als Raad van Toezicht en bestuur ook zeggenschap krijgt over het beleid of bestuur dat de medische staf voert, kan er in conflictsituaties worden op getreden.

Een ander besturingsfilosofie is nodig. Om in een stabiele situatie te komen, moet nagedacht worden over de oorzaak van deze problematiek, die te vinden is het fundament van de besturingsfilosofie, namelijk een andere formele verhouding tussen Raad van Bestuur, stafbestuur en Raad van Toezicht, waarbij verantwoordelijkheden en bevoegdheden bij elkaar aansluiten.Deze andere besturingsstructuur zal ergens komen te liggen tussen medisch specialisten in loondienst (waarbij ze duidelijk omschreven bevoegdheden en daarbij passende verantwoordelijkheden krijgen, vallend onder de Raad van Bestuur) of medisch specialistisch zelfbestuur (zoals in een aantal ZBC’s het geval is), waarbij de medisch specialisten naast de bevoegdheden ook alle verantwoordelijkheden dragen. Daar ligt een basale keuze.

Ook is er een ander type toezichthouder nodig. Leden van Raden van Toezicht hebben veelal (meer dan) fulltime functies, waarbij de toezichtstaak een nevenfunctie is. De Raad van Toezicht vertoont conflictvermijdend gedrag en intensieve betrokkenheid bij de organisatie kan niet altijd worden verwacht. Bij hoogoplopende conflicten zal ook de eigen positie en goede naam van de toezichthouder in het zorgveld worden meegenomen in de te nemen stappen. Als Raden van Toezicht niet (geheel) voldoen aan de governance code (regels van goed toezicht houden), kan niemand de Raad van Toezicht daar op aanspreken. Wettelijk gezien kunnen bestuurders aansprakelijk worden gesteld, maar dan moet er sprake zijn van ernstig verwijtbaar gedrag. 

Het wordt hoog tijd voor een verdere professionalisering van de Raden van Toezicht. 
Er is een herijking nodig van het spel in de driehoeksverhouding bestuur, staf en toezicht. Bestuurders moeten consequent zijn in hun boodschap. Ze moeten professionals ruimte bieden en ze moeten de macht met hen durven delen. Ze moeten ook knopen kunnen doorhakken. En ze moeten zich door collega’s een spiegel willen laten voorhouden om hun sterke en zwakke punten voortdurend te checken. Medische specialisten moeten, wat bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft, voldoende betrokken zijn bij het beleid en bestuur van het ziekenhuis. 
Meestal zijn er spelregels genoeg, maar het tot nu toe gehanteerde spelconcept ziet er qua gedrag in de praktijk niet doorleefd uit. Vanuit welke perspectief je dat ook beschouwt.

(Gepubliceerd in Financieele Dagblad, 30 augustus 2008)

Yvonne van Kemenade
Jan Moen